- Productoverzicht
- Frequentieregelaars
Frequentieregelaars
Bekijk aanbodOntdek ons gevarieerde aanbod aan Delta frequentieregelaars, ontworpen om te voldoen aan een breed scala van toepassingen. Van eenvoudige standaard aandrijving tot regelaars voor een specifieke applicatie. Ons assortiment biedt de perfecte balans tussen prijs en prestatie. Of je nu op zoek bent naar betrouwbare oplossingen voor industriële automatisering of specifieke technische behoeften hebt, wij bieden een divers aanbod met de optimale verhouding tussen kwaliteit en kosteneffectiviteit.
- Vermogen (KW): 0.2
- Fase: 1~230
- Stroom (Ampere): 1.6
- 152mm x 72mm x 142mm
- Vermogen (KW): 0.2
- Fase: 1~115
- Stroom (Ampere): 1.6
- 136mm x 72mm x 174mm
- Vermogen (KW): 0.2
- Fase: 1~230
- Stroom (Ampere): 1.6
- 136mm x 72mm x 174mm
- Vermogen (KW): 0.4
- Fase: 1~115
- Stroom (Ampere): 2.5
- 111.5mm x 70mm x 155mm
- Vermogen (KW): 0.4
- Fase: 1~230
- Stroom (Ampere): 2.5
- 111.5mm x 70mm x 155mm
- Vermogen (KW): 0.4
- Fase: 1~230
- Stroom (Ampere): 2.5
- 152mm x 72mm x 142mm
- Vermogen (KW): 0.4
- Fase: 3~400
- Stroom (Ampere): 1.5
- 152mm x 72mm x 142mm
- Vermogen (KW): 0.4
- Fase: 1~115
- Stroom (Ampere): 2.5
- 136mm x 72mm x 174mm
- Vermogen (KW): 0.4
- Fase: 1~230
- Stroom (Ampere): 2.5
- 136mm x 72mm x 174mm
- Vermogen (KW): 0.4
- Fase: 3~400
- Stroom (Ampere): 1.5
- 136mm x 72mm x 174mm
- Vermogen (KW): 0.75
- Fase: 3~400
- Stroom (Ampere): 3
- 170mm x 130mm x 250mm
- Vermogen (KW): 0.75
- Fase: 1~115
- Stroom (Ampere): 4.2
- 152mm x 100mm x 174mm
Meer over frequentieregelaars
- Soepele start en stop; door motoren geleidelijk te laten starten en stoppen verminder je mechanische schokken en vermindert de slijtage. Hierdoor verminder je de piekbelasting van het elektriciteitsnet bij met name de opstart.
- Variabele snelheidsregeling; je kunt de snelheid van een motor traploos aanpassen. Dit is vooral belangrijk bij toepassingen waar de motorsnelheid wordt afgestemd op veranderende omstandigheden.
- Energiebesparend; doordat de motor niet constant op volle snelheid draait, maar wordt afgestemd op de nodige belasting, kun je energie besparen.
- Verbeterde precisie; door nauwkeurige controle over de motorprestaties kun je processen optimaliseren en de productkwaliteit verbeteren.
- Overbelasting voorkomen; een frequentieregelaar kan met de juiste instellingen motoren beschermen tegen overbelasting en schade.
- Omkeren draairichting; Al onze frequentieregelaars kunnen de draairichting van de motor omkeren. Dat kan in bepaalde situaties handig zijn.
- PM aansturen; ze zijn ook geschikt voor het aansturen van permanent magneet motoren.
De frequentieregelaars uit de ME300 en MS300 series zijn compact en eenvoudig instelbaar. De regelaars hebben standaard een bedieningspaneel. De drives hebben een analoge ingang voor het aansluiten van een potmeter of een analoog signaal uit bijvoorbeeld een PLC.
In de drive staan 16 instelbare voorkeuzes ingesteld via 4 digitale ingangen. De regelaars kunnen worden aangestuurd met harde contacten, maar ook via een PLC uitgang (NPN of PNP), instelbaar via een dipswitch.
De IP-classificatie, “International protection”, is een nauwkeurige methode om de beschermingsgraden van omhulsels aan te gegeven. Deze IP classificatie geeft aan in hoeverre bijvoorbeeld een frequentieregelaar bestendig is tegen stof en water. Afhankelijk van de situatie waarin deze wordt gebruikt heb je een IP Klasse nodig die afdoende beschermt.
Hieronder de waardes op een rijtje:
Wij kunnen frequentieregelaars leveren van IP20 tot en met IP66. Veel gebruikt voor pompen is de CFP serie met IP55 behuizing. Deze kan prima buiten een kast geïnstalleerd worden.
Veel elektromotoren hebben tegenwoordig een ingebouwde PTC, De weerstand van deze PTC word hoger als de tempratuur van de motor toeneemt. In tegenstelling tot een PT100 kun je niet exact de tempratuur meten. De regelaar heeft een analoge ingang waar de PTC op binnenkomt. Wanneer deze een bepaalde waarde bereikt schakelt deze de motor af of geeft hier een melding van op het display.
Schema
Door Figuur 1: Elektrisch schema aan te sluiten kan de PTC bijna in gebruik worden genomen. Hiervoor moeten nog wat parameters worden verandert. Hierover staat meer beschreven in Parameters.
AFM is de analoge uitgang, ACI is de analoge ingang, ACM is de massa. De AFM2 Stuurt een constante stroom uit.
Om alles goed werkend te krijgen moeten er 2 dipswitches worden omgezet voor een overzicht. De dipswitch van ACI moet op 0/4-20mA . Dit wil zeggen dat de ACI stroom meet. De dipswitch van de AFM moet op 0/4-20mA worden gezet. Dit wil zeggen dat de analoge uitgang een stroom uitstuurt.
*optionele parameter
De ACI ingang moet worden ingesteld als PTC ingang. Als de waarde van deze ingang boven parameter 06-30 komt, schakelt de motor af. Of de motor afschakelt is afhankelijk van parameter 06-29.
Om de ingang te monitoren is het mogelijk om deze waarde op het startscherm van de regelaar weer te geven. Dit kun je doen door parameter 00-04 op 12 te zetten. Deze waarde is in procenten.
Het afschakel punt is te verschuiven d.m.v. parameter 06-30. Bij 50% is de buitenkant van de motor ongeveer 75-85 °C.
Door de karakteristiek van de PTC is het verschil tussen 50% en 51% veel groter dan tussen 30% en 35%.
Veel elektromotoren hebben tegenwoordig een ingebouwde PTC, De weerstand van deze PTC word hoger als de tempratuur van de motor toeneemt. In tegenstelling tot een PT100 kun je niet exact de tempratuur meten. De MS300 heeft een analoge ingang waar de PTC op binnenkomt. Wanneer deze een bepaalde waarde bereikt schakelt deze de motor af of geeft hier een melding van op het display.
Schema
Door Figuur 1: Elektrisch schema aan te sluiten kan de PTC bijna in gebruik worden genomen. Hiervoor moeten nog wat parameters worden verandert. Hierover staat meer beschreven in Parameters.
AFM is de analoge uitgang, ACI is de analoge ingang, ACM is de massa. De AFM Stuurt een constante stroom uit.
Om alles goed werkend te krijgen moeten er 2 dipswitches worden omgezet voor een overzicht zie Figuur 2: Overzicht dipswitch. De dipswitch van ACI moet naar links staan. Dit wil zeggen dat de ACI stroom meet. De dipswitch van de AFM moet naar rechts worden gezet. Dit wil zeggen dat de analoge uitgang een vaste stroom uitstuurt.
*optionele parameter
De ACI ingang moet worden ingesteld als PTC ingang. Als de waarde van deze ingang boven parameter 06-30 komt, schakelt de motor af. Of de motor afschakelt is afhankelijk van parameter 06-29.
Om de ingang te monitoren is het mogelijk om deze waarde op het startscherm van de regelaar weer te geven. Dit kun je doen door parameter 00-04 op 12 te zetten. Deze waarde is in procenten.
Het afschakel punt is te verschuiven d.m.v. parameter 06-30. Bij 50% is de buitenkant van de motor ongeveer 75-85 °C.
Door de karakteristiek van de PTC is het verschil tussen 50% en 51% veel groter dan tussen 30% en 35%.
Wat is het 87Hz principe en wanneer pas je dit toe ?
Het 87Hz principe (ook wel √3 principe genoemd) kan worden toegepast om bij een frequentie hoger dan de basisfrequentie van de motor het koppel op ‘peil’ te houden.
Een standaard draaistroommotor 50Hz/400V (in ster aangesloten) levert zijn nominale koppel tot 50Hz. Bij frequenties boven 50Hz neemt het koppel af.
Tot een frequentie van 50Hz, worden de frequentie en de spanning geregeld, vanaf 50Hz wordt alleen de frequentie nog verhoogd en de spanning blijft 400V.
Als bij 50Hz een spanning van 400V wordt uitgestuurd, dan is bij 25Hz de uitgangsspanning 200V. De verhouding tussen spanning en frequentie is dan constant (400/50 = 8V/Hz en 200/25 = 8V/Hz).
Wordt de frequentie verder verhoogd naar bv. 80Hz, dan wordt, omdat de spanning niet verder wordt verhoogd, deze verhouding 400/80 = 5V/Hz.
Hierdoor gaat de motor in de zogenaamde veldverzwakkingsmodus en neemt het koppel omgekeerd evenredig af met de snelheid. Zo is bij een verdubbeling van het toerental (100Hz) het koppel de helft.
In veel gevallen is het lagere koppel niet zo’n probleem, maar soms is het van belang om bij frequenties boven de 50 Hz het nominale koppel te behouden. In dergelijke gevallen kun je het √3 principe toepassen.
Wat zijn de voorwaarden om dit principe toe te kunnen passen ?
Om een motor en frequentieregelaar op deze wijze te gebruiken, zijn er wel een aantal voorwaarden:
- De motor moet gewikkeld zijn voor 230V_driehoek/400V_ster en geschikt zijn voor 87Hz.
- De motor (en het daarop aangesloten werktuig) moet mechanisch geschikt zijn voor de hogere toerentallen. (Vrijwel altijd wordt hiervoor gebruik gemaakt van een 4-polige-1500 tpm motor.)
- Het gebruik boven de 50 Hz is voor kortere perioden.
- Vanwege extra verliezen in de motor is de thermische belasting hoger. Wij adviseren om de motor te bewaken op temperatuur, bijvoorbeeld met PTC’s. Afhankelijk van de toepassing kan het in bepaalde gevallen beter zijn de motor één of twee stappen groter te kiezen.
- De frequentieregelaar moet geschikt zijn voor de stroom bij driehoekaansluiting van de motor. Bijvoorbeeld bij een motor van 2,2kW moet de regelaar √3 x 2,2kW = 3,81kW = 4kW worden.
Hoe sluit je de motor aan ?
Door de motor in driehoek aan te sluiten en de frequentieregelaar anders in te stellen, kan de frequentie tot 87Hz worden opgevoerd terwijl toch vrijwel het nominale koppel geleverd kan worden.
Door het grotere regelbereik is de machine of het werktuig flexibeler. Een 4-polige motor met een nominaal toerental van bv. 1440 omw./min. bij 50 Hz, draait dan 2505 omw./min. bij 87 Hz.
Hoe wordt de frequentieregelaar ingesteld ?
De frequentieregelaar wordt zo ingesteld dat de verhouding tussen spanning en frequentie constant blijft tot een frequentie van 87 Hz.
Hiervoor wordt de basisfrequentie van de regelaar ingesteld op 87Hz. Dit houdt in dat de spanning van 400V wordt bereikt bij 87Hz. Hieruit volgt dat bij een frequentie van 50Hz, de spanning 230V is.
Met deze techniek wordt de frequentie en spanning geregeld over het hele bereik 0 – 87Hz. De verhouding tussen spanning en frequentie is over dit hele bereik constant en het koppel blijft dus ook constant tot 87Hz.
Parameters die ingesteld moeten worden:
Dit principe wordt meestal toegepast op 50Hz motoren, voor 60Hz motoren kan dit √3 principe ook gebruikt worden. Dan wordt de basisfrequentie ingesteld op 60 x √3 =104Hz.
Energiebesparing van een koelcompressor
Door het aansluiten van een frequentieregelaar op een koelcompressor kun je de koelcapaciteit aanpassen aan de koelvraag van het systeem. Hierdoor kan aanzienlijk energie bespaard worden. Door het toerental van de compressor te variëren op basis van de gevraagde koeling, wordt stabiele systeemdruk gecreëerd. Hierdoor worden ook de onderhoudskosten beperkt.
Doordat met een frequentie regelaar het toerental van de compressor hoger dan de netfrequentie kan worden geregeld, kan in veel gevallen de koelcapaciteit van de compressor worden vergroot met ca. 20 %.
Basis aansluitingen
Hieronder enkele belangrijke instellingen om een Compressor regeling op basis van druk mogelijk te maken. Het is van belang welke druk sensor wordt toegepast; 0-10volt of 4-20mA en tweedraads of driedraads. Meest voorkomend is 4-20mA in tweedraads uitvoering.
1. Sluit voeding van de sensor aan op +10V en de signaal zijde aan de ACI.
2. Maak een start signaal tussen de DCM en Mi1.
Instellingen
Voor het op druk regelen van een systeem geef je een wenswaarde in waarmee het systeem bepaalt waarop geregeld moet worden. Via de druksensor wordt de werkelijke systeemdruk teruggekoppeld. De frequentieregelaar probeert met het aanpassen van het toerental van de compressor de druk aan te passen aan de wenswaarde.
De meest gebruikte methode is de wenswaarde op het display van de drive instellen. De MH300 heeft geen tekst display, je werkt daarom in Hz of in %. Bij een drukregeling werkt % het meest praktisch.
- Zet 00-25 op 0021. De waarde F in het display wordt dan % van 0-100.0 Je kun de wensdruk instellen tussen 0-100.0 procent( is 0- max. sensor druk).
- Zet parameter 03-01 op 5 zetten( PID feedback) om de sensorwaarde in de PID te krijgen.
- Zet 00-04 op 10 ( PID feedback monitor) in het User defined display. Je kunt op deze manier de sensorwaarde monitoren.
- Activeer de PID werking (08-00). Bij een compressor wil je dat het toerental toeneemt als de teruggekoppelde waarde lager is dan de wenswaarde ( negatieve Feedback) en de waarde komt binnen via de analoge ingang dus instelling 1.
- Om te zorgen dat de regeling stabiel gaat lopen moeten 08-01 (Gain), 08-02 (integratie tijd) en eventueel 08-03 ( Differentiatie tijd) ingesteld worden op de reactie van het systeem. Dit is afhankelijk van het systeem en het vermogen van de compressor.